Terwijl progressieve partijen wereldwijd strenge immigratieregels vaak als onnodig of zelfs inhumaan zien, lijkt Denemarken te bewijzen dat deze aanpak juist de sleutel kan zijn tot succesvol progressief beleid. Mette Frederiksen, de Deense premier, is een opvallende figuur in de internationale politiek. Onlangs nog reisde ze in het geheim naar Oekraïne om de duizendste dag van verzet tegen Rusland te markeren, een bezoek dat samenviel met haar 47e verjaardag. Denemarken steunt Oekraïne royaal – in verhouding tot zijn economie zelfs meer dan enig ander land. Maar Frederiksen en haar Sociaaldemocratische Partij onderscheiden zich vooral door iets anders: ze boeken electoraal en beleidsmatig succes op een moment dat links elders in het Westen terrein verliest aan rechts populisme.
Overal zien we de opkomst van rechts. In Hongarije verstevigt Viktor Orban zijn greep op de macht, in landen als Oostenrijk, Zweden en Nederland winnen extreemrechtse partijen aanhang, en in de Verenigde Staten zegevierde Donald Trump opnieuw met zijn belofte van massadeportaties. Wereldwijd keren arbeidersklassekiezers progressieve partijen de rug toe en omarmen ze nationalisme en populisme. Denemarken is een uitzondering. Sinds de Sociaaldemocraten in 2019 aan de macht kwamen, voeren ze een progressieve agenda uit die menig progressieveling jaloers zou maken: vervroegd pensioen voor arbeiders, een wet om speculatie op de huizenmarkt te beteugelen, een belasting op vee tegen klimaatverandering en ruimere toegang tot abortus. Tegelijkertijd blijft het land zijn beroemde welvaartsstaat in stand houden, met gratis onderwijs, zorg en royale uitkeringen.
Hoe kan dit in een tijd waarin links elders faalt? Anders dan de meeste progressieve partijen wereldwijd, kozen Frederiksen en haar partij al jaren geleden voor een streng beleid. Ze beperken de instroom, zetten in op snelle integratie en deporteren illegale migranten vlot – een aanpak die nu ook elders navolging krijgt. Canada wil bijvoorbeeld minder studievisa uitgeven, en het VK noemde de grote instroom aan migranten onder de vorige regering “onverantwoord”. Denemarken sloeg erin om zijn aandeel migranten relatief laag te houden, met ongeveer 12% van de bevolking die in het buitenland is geboren. Dit contrasteert met landen als Zweden en Duitsland, waar het aandeel buitenlandse inwoners veel hoger is (bijna 20%). Voor Frederiksen is dit geen toegeving aan rechts, maar een bewuste keuze die progressivisme juist mogelijk maakt.
Immigratie als Sleutel tot Progressief Succes
Frederiksen stelt dat een samenleving met een sterke welvaartsstaat een gevoel van saamhorigheid nodig heeft. Hoge belastingen, die nodig zijn voor sociale voorzieningen, worden alleen geaccepteerd als burgers zich verbonden voelen met elkaar. Te veel immigratie ondermijnt dit, zegt ze. Vooral de arbeidersklasse betaalt de prijs: overvolle scholen, lange wachtlijsten voor sociale woningen en concurrentie om laagbetaalde banen. Terwijl welgestelde burgers vaak profiteren van goedkope arbeid, ervaren economisch zwakkeren de nadelen direct. Dit verklaart waarom immigratie vaak impopulair is onder deze groep: het tast hun levensomstandigheden aan, terwijl de elite er weinig van merkt.
Deense sociaaldemocraten zien dit als een principe, geen strategie. Ze vinden dat progressieven zich moeten richten op de kwetsbaarsten in hun eigen samenleving, niet op een grenzeloze openheid voor de hele wereld. Dit idee botst met de visie van veel westerse linkse partijen, die immigratie omarmen als een morele plicht en economische zegen. Maar Frederiksen wijst erop dat ongecontroleerde migratie ongelijkheid vergroot – een zorg die haaks staat op de traditionele waarden van de linkerflank.
Een Wereldwijde Migratiegolf
We leven in een tijd van ongekende migratie. In drie jaar tijd trokken 15 miljoen mensen naar rijke landen, de grootste golf ooit. Vorig jaar kwamen 3 miljoen naar de VS, 1,3 miljoen naar Canada en 700.000 naar het VK. In de VS is het aandeel buitenlanders gestegen tot 16%, in Europa schoot het van minder dan 5% in de jaren tachtig naar de tieners nu. Armoede en oorlog spelen een rol, maar ook andere factoren drijven deze golf. Dankzij dalende wereldwijde armoede hebben meer mensen de middelen om te vertrekken. Moderne technologie, zoals sociale media, versnelt dit: filmpjes op TikTok laten zien hoe je grenzen oversteekt, en WhatsApp houdt contacten warm. Overheden hebben dit vaak aangemoedigd door regels te versoepelen, zoals de VS in 1965 deden met een wet die familiehereniging makkelijker maakte.
Maar deze stijging is zelden een bewuste keuze van burgers. Als Europeanen of Amerikanen hadden mogen stemmen over zulke hoge instroom, hadden ze waarschijnlijk nee gezegd. Het gevolg? Een tegenreactie. Trump won met zijn harde anti-migratiestandpunt, en in Europa groeide extreemrechts. Toch lijkt de piek voorbij: in Canada halveerde de netto migratie, in Nieuw-Zeeland daalt ze scherp, en illegale grensovergangen in de VS bereikten een dieptepunt. Nieuwe maatregelen, zoals strengere deportaties – in de EU en het VK stegen gedwongen terugkeren met 50% – spelen hierin mee.
Van Arbeidersklasse naar Elite-Links
Vroeger was links kritisch op immigratie. Vakbondsleiders waarschuwden dat het lonen drukte en banen kostte. Maar sinds de jaren zestig verschoof de focus. Onder invloed van studenten en intellectuelen werd links elitairder – een stroming die econoom Thomas Piketty ‘Brahmin-links’ noemt. Deze stroming ziet immigratie als een teken van morele superioriteit en economische winst, en negeert de lasten voor arbeiders. Bedrijfsleiders steunen dit vaak, omdat meer arbeiders de lonen laag houden – een voordeel dat vooral rijken ten goede komt. Maar kiezers denken anders. Studies tonen aan dat immigratie de lonen van laagopgeleiden licht drukt en publieke diensten onder druk zet. Dit verklaart de kloof: wat voor de elite een verrijking is, voelt voor anderen als een bedreiging. Racisme speelt soms mee, maar het probleem is breder. Zelfs in landen waar migranten en locals dezelfde huidskleur hebben, zoals Zuid-Afrika, Libanon of Taiwan, roept snelle instroom weerstand op.
Dit alles legt een bom onder de democratie. Progressieven riskeren hun geloofwaardigheid als ze de zorgen van kiezers over immigratie blijven negeren. Wereldwijd stemmen mensen op figuren als Trump en Orban, niet omdat ze hun autoritaire ambities omarmen, maar omdat zij beloven iets te doen aan een probleem dat het politieke centrum links laat liggen. Kiezers willen vaak geen extremisten, maar zien geen democratische partijen die hun zorgen serieus nemen. Als links vasthoudt aan open grenzen, drijft het kiezers naar populisten die de democratie zelf bedreigen met hun antidemocratische agenda’s. Denemarken laat zien dat je dit kunt vermijden door immigratie aan te pakken binnen een progressief kader, zodat kiezers niet naar de randen van het spectrum vluchten.
Denemarken als Voorbeeld
In Denemarken begon de ommekeer in 2015, na een verkiezingsnederlaag en een golf van migranten uit Syrië en Libië. Onder Frederiksen koos de partij voor een harde lijn: minder instroom, strengere integratie en meer hulp aan herkomstlanden. Dit werd geen knieval aan rechts genoemd, maar een terugkeer naar oude waarden: een samenleving beschermen waarin iedereen meetelt. Het werkte. In 2019 wonnen ze de macht terug, en in 2022 werden ze herkozen. Extreemrechts verloor terrein, terwijl links elders worstelt met populisten. Het beleid is niet onomstreden. Een wet die ‘parallelle samenlevingen’ aanpakt – buurten met veel niet-westerse migranten en sociale problemen – ligt onder vuur bij het Europees Hof. Critici vinden het discriminerend. Toch steunen veel Denen, zelfs migranten, de koers. Het heeft immigratie van de agenda gehaald, zodat de focus nu ligt op welvaart en gelijkheid.

Elders beginnen landen dit te kopiëren. Zweden, ooit een fel criticus, worstelt met integratie en criminaliteit en klinkt nu restrictionistischer. In Duitsland won rechts terrein na aanslagen door migranten. De VS hebben een sterker assimilatieverhaal, maar ook daar zorgt chaos aan de grens voor onrust. Progressieven die succes willen, moeten misschien afscheid nemen van hun droom van ongelimiteerde migratie. Historisch gezien bloeide links in tijden van lage instroom, zoals de VS tussen 1930 en 1970, toen sociale programma’s groeiden en ongelijkheid daalde. Denemarken suggereert dat een strenge grenspolitiek geen verraad is aan progressieve idealen, maar een voorwaarde ervoor. Het creëert ruimte voor solidariteit en vertrouwen – de basis van een sterke welvaartsstaat. Voor links wereldwijd is de vraag: kan het zonder deze les overleven in een tijd van populisme?